Diplomatie, door Jean Louis Mignot (reto 1961)
5/08/2015
Naschrijven over bijdragen van diplomaten
Wat wil ik als ouddiplomaat kwijt over mijn bijdrage in een job die zo verschillende invullingen krijgt? Misschien niet iets over een paar helderziende momenten in één of andere van mijn diplomatieke posten, maar eerder iets over een paar heldervoelende belevingen in de nabijheid van mensen met zin voor wat moreel belangrijk was voor hun land.
Hebben diplomaten de arabische lente zien aankomen? Waren het geen echte verrassingen zoals vroegere lentes die plaats vonden in China en in de Sovjet Unie ? Wat binnenin broeide in die landen was bekend en beschreven en nochtans kwam het onvoorziene. Eerlijke intellektuelen hadden hun analyses gedeeld met journalisten en diplomaten zodat de kennis van zaken naar buiten kwam. Dit recent gebeuren van een “onvoorziene” snelle evolutie van één, twee, drie landen verwijst naar de vraag : hoe aan goede informatie geraken en wat er mee doen ? Er op antwoorden is zijn eigen keuze kenbaar maken. Vandaag is de kennis van de arabische wereld groot en geloofwaardige gesprekspartners zijn er om aan een buitenlander te laten voelen hoe de zaken staan in het land waar hij op post is. De keuze van de diplomaat ivm wat hij gaat doorspelen aan zijn opdrachtgever hangt af van wat hij als belangrijk beschouwt. Hij weet welke de grote kenmerken zijn van de diplomatieke betrekkingen tussen zijn land en dat van zijn accreditatie. Als hij zelf beschouwt dat deze wat zouden kunnen aangevuld worden door ook de nadruk te leggen op de manier van doen van de regering in het land waar hij op post is, dan moet hij dat zelf beslissen. Wanneer dat te maken heeft met eerbied voor mensenrechten dan neemt hij deel aan het klassieke debat rond goede zaken doen of minder goede zaken doen. De impliciete veronderstelling hier is dat landen die politieke en mensenrechten problemen bij hun partnerland opbrengen daar een prijs voor zouden moeten betalen. In welke mate die veronderstelling juist blijkt te zijn is een andere vraag. Het is in ieder geval een welbekende en veelbesproken vraag ivm de internationale betrekkingen in het algemeen.
Mijn punt is dat elke diplomaat op één of ander ogenblik er uitdrukkelijk vóór staat en dus moet beslissen welke zijn aanpak zal zijn.
Deze vraagstelling is voor mij opgedaagd wanneer ik in de Sovjet Unie op post was. De keuze die op eerste zicht onze officiele bezoekers toen moesten maken is best vergelijkbaar met de keuze van US officials die nu naar Cuba op bezoek gaan. Ook op eerste zicht zouden paradoxaal genoeg de cubaanse dissidenten op zij kunnen gelaten worden en dit in de nieuwe Cuba-VS betrekkingen. De regering in Havana heeft inderdaad te kennen gegeven dat ontmoetingen met politieke opponenten in Cuba voor VS officials het aflassen van politieke contacten met de regering als onmiddelijk gevolg zou hebben. Deze regeringshouding is niets nieuws. Het is een bevestiging van hoe betekenisvol de woorden van dissidenten kunnen zijn in landen met een geschiedenis zoals die van Cuba. In de periode die nu aanvangt zullen de politieke zendingen vanuit Washington naar Havana geen beroep meer doen op persoonlijke getuigenissen van vrijheidsdenkers. Dit betekent een verarming van de betrekkingen als men deze als een geheel bekijkt. Daar waar het op aankomt is te weten wie de waarheid gaat vertellen.
Wat Cuba nu aankondigt als regel is lang een praktijk geweest in de Sovjet Unie en die heb ik van dichtbij gekend. Voor een officieel bezoek in Moskou na de ondertekening van de akte van Helsinki in augustus 1975 – een good behavior gentleman’s agreement tussen Oost-Europa en het Westen - bleef de facto de nieuwe cubaanse norm geldig. Dat was toen al even paradoxaal als het aangekondigd beleid in Havana. Het zijn dan de spelers zelf die bepalen of er rekening gehouden wordt met deze half-ongeschreven regels. A.Sakharov heeft zelf aan den lijve gevoeld hoe sommige westerse diplomaten hem schuwden wanneer hij voorstelde hen te ontmoeten om zijn verslagen over de toepassing van de Helsinki akkoorden in Moskou te delen.
Er waren andere gelegenheden tot ontmoeting met de toekomstige Nobelprijs voor de vrede. Ik verwijs naar de rechtszaken tegen dissidenten waar hij altijd aanwezig was. De aanwezigheid van een groepje geestesverwanten van de berechte dissident vóór de gesloten deuren van de rechtbank wou betekenen: we staan hier om te laten weten dat er “something wrong” binnenin gebeurt. Kunnen deelnemen aan dat soort gebeurtenissen zijn enige momenten in het leven van een diplomaat. Het zijn betekenisvolle momenten die bijdragen tot het uitbouwen van een eigen manier van handelen als diplomaat. Ik heb de gelegenheid gehad en de keuze gemaakt dat te beleven in Moskou. Mijn eerste ontmoeting met Sakharov vond plaats ter gelegenheid van de rechtszaak tegen van A.Charanski. Deze stond toen op tegen een verpletterend systeem. Hij was bereid een aantal jaren van zijn leven te geven in naam van vrijheid, met nadruk op het recht voor de Joden uit de Sovjet Unie hun land te verlaten. Ik had en heb een enorm respekt en bewondering voor zo een persoon. Wat hij toen deed heeft alleen maar positieve effekten gehad op het uitstippelen van wat de perestroika zou worden. Met hem en rond Sakharov werd inderdaad de morele basis gelegd van de toekomstige perestroika. Gorbachev geeft dat vandaag zelf graag toe.
Wanneer ik zoveel jaren later in Jeruzalem Charanski ontmoette konden we samen verwijzen naar dit moment. Voor mij was het zinvol een band te leggen tussen wat zich toen afspeelde in Moskou en datgene waarover we het hadden in Jeruzalem. Als consul generaal kende ik van dichtbij het alledaagse leven en lijden van de Palestijnen. Ik verwachte dat de gewezen sovjetvrijheidsdenker daar niet ongevoelig voor zou staan. Hij zei me bereid te zijn het daarover te hebben met Palestijnen. Dit engagement werd spijtig genoeg niet opgevolgd. De meer universele aanpak van de schendingen van mensenrechten waar Sacharov voor stond in Moskou scheen hier een meer beperkte betekenis te hebben.
Onafgezien van het resultaat van onze ontmoeting met Charanski is het feit van het vervolgverhaal waar we allebei deel van uitmaakten. Wanneer ik naar de uitspraak van zijn vonnis kwam in Moskou was mijn bedoeling niets anders dan aanwezig te zijn. Wij kijken en horen mee. We weten wat hier gebeurt en we houden er rekening mee ook in onze buitenlandse betrekkingen. Dat wilden wij duidelijk maken aan de regering.
De lente in Pekin, in het begin van de jaren 80, dat waren de dazibao – de muurkranten – waarop allerlei ideeën rond tema’s ivm vrijheid van denken en doen te lezen stonden. De diplomaat kon daar zijn rol als informant spelen, maar daarvoor moest hij wel toegang hebben tot de broeikassen waar dissidenten, ttz “andersdenkenden” zoals ze in het russisch genoemd worden, hun mening vrijgaven. Kennis van de taal spelt daar natuurlijk een belangrijke rol bij. De belgische ambassade in Beijing heeft beroep kunnen doen op een aantal kenners van chinese taal en cultuur. De eerste twee waren Pierre Ryckmans en Jean-Marie Simonet. Hun kennis van de chinese geschiedenis gaf hen inzicht in de betekenis van de revolutie van Mao Zedong en van wat daarop gebouwd of afgebouwd werd. Was dit de echte chinese revolutie ? Had deze niet eerder plaats gevonden in de jaren 20 wanneer aan een autentieke emancipatiebeweging door Chang Kai-shek brutaal een einde werd gesteld? De kennis van deze sinologen hebben bijgedragen tot de interesse van de politieke
verslagen van onze ambassade in China. Deze hebben zeker ook de mogelijke bloedige afloop van de studentenbeweging in 1989 vermeld. Daarvoor waren er genoeg vroegere gelijkaardige bewegingen.
In China is er ook een Sakharov geweest. Hij vertelde mij, Fang Lizhi – de astrofisicus – dat hij zich niet wou veroorloven vergeleken te worden met de vader van de sovjet waterstofbom. Hij is nochtans degene wiens vrijheidswoorden op de chinese campussen geleid hebben tot de studentenbeweging die verpletterd werd in juni 1989 op de poort van de hemelse vrede – Tian’anmen.
De diplomaat heeft een mission statement voor zijn post, met ekonomische en politieke invulling.
Wat hij er van maakt hangt af van hoe hij zijn eigen job aanvoelt. Sommigen zijn heel aktief in handelspromotie wanneer anderen zich meer inzetten voor kennis van het politiek leven. De inspanningen van beiden komen ons land ten goede. Is investeren in contacten met dissidenten een nuttige zaak voor de kennis van het land waar de diplomaat aktief is? Mijn antwoord is positief omdat dit ook bijdraagt tot een vollediger analyse van wat reilt en zeilt in het land van zijn accreditatie. Zijn minister kan dan ook de betrekkingen met dit land meer inhoud geven.
Alhoewel eerbied voor mensenrechten vernoemd wordt als deel uitmakend van de buitenlandse betrekkingen van onze landen is het daadwerkelijk ervoor opkomen echter een heel relatieve werkelijkheid.
Sommige van de banden opgebouwd rond mensenrechten aktiviteiten in Moskou, Beijing en Jeruzalem blijven levendig. Ze zijn een betekenisvol gegeven in mijn leven van na de diplomatie.
Jean Louis Mignot